Het vinden van het eerste kievitsei is een zekere traditie, een soort eer, om ieder voorjaar het 'eerste kievitsei ' te melden. Zo zijn vanaf 1897 de verschillende vinddata van het eerst gevonden kievitsei met de naam van de vinder bekend. Het eerste kievitsei werd dan aangeboden aan de koningin. Sinds het verbod op het zoeken of rapen van kievitseieren worden er geen eerst gevonden kievitseieren meer aangeboden aan onze vorst of plaatselijk bestuurder van stad, dorp of provincie.
Tijdens het archeologisch onderzoek van een beerput, die behoorde bij het huis van een brouwer in Alkmaar, vond ik enkele doppen van kievitseieren. Ik heb een artikel over deze vondst van kievitseieren geschreven. Dit artikel is gepubliceerd in een verslag van de deze opgraving onder de titel 'Tussen Zwaard en Fortuin' Veel informatie over kieviten vond ik in het boek van Rinke Tolman 'De kievit'.
Hierin werd de vondst van een wel heel vroeg gevonden kievitseieren vermeld.
Deze vermelding was uitzonderlijk vroeg in het voorjaar van 1817. In de onderstaande brief wordt dit bevestigd. Deze was geadresseerd aan de algemeene Konst en Letterbode van het jaar 1817 te Haarlem. Uit de gegevens van de Bilt blijkt dat januari 1817 extreem zacht is geweest.
Mijn Heer,
Heeden ontvang ik eenen Brief, waarin mij gemeld wordt:
Als een bijzonderheid van dit pas begonnen jaar moet ik u melden' dat Pieter Gorter, Soldaat bij het twaalfde Batt. Nationale Militie, den 16 den deezer maand Januarij, gaande door de Wieringerwaard naar nieuwe Sluis, op een stuk land waarover hij passeerde, heeft gevonden twee Kievitsnesten, in welke hij twee en de andere drie Eijeren gevonden heeft, dat hij den 21 sten daaraanvolgend in deze stad ( Hoorn, zijn garnizoen) geretouneerd zijnde, een derzelve aan mij( zijnde de Hr J.H. Wickevoort Crommelin, Officier van de regtbank zeer goed is bevonden. Indien Ued. het de moeite waard oordeel, van dit singuliere geval als eenen bijzonderheid, waarvan de oudste lieden geen voorbeeld weten, en voor welker echtheid zonder bedrog gemelde Heer instaat in Uw Weekblad gebruik te maken, kan Ued zulks gerust doen en ten welken einde ik het Ued. des verkiezende toezende.
Ik noem mij met achting.
Ued.Dv. Dienaar
Den Schout bij Nacht
Jonkhr. H.A. Ruyse.
Tijdens het archeologisch onderzoek van een beerput, die behoorde bij het huis van een brouwer in Alkmaar, vond ik enkele doppen van kievitseieren. Ik heb een artikel over deze vondst van kievitseieren geschreven. Dit artikel is gepubliceerd in een verslag van de deze opgraving onder de titel 'Tussen Zwaard en Fortuin' Veel informatie over kieviten vond ik in het boek van Rinke Tolman 'De kievit'.
Hierin werd de vondst van een wel heel vroeg gevonden kievitseieren vermeld.
Deze vermelding was uitzonderlijk vroeg in het voorjaar van 1817. In de onderstaande brief wordt dit bevestigd. Deze was geadresseerd aan de algemeene Konst en Letterbode van het jaar 1817 te Haarlem. Uit de gegevens van de Bilt blijkt dat januari 1817 extreem zacht is geweest.
Mijn Heer,
Heeden ontvang ik eenen Brief, waarin mij gemeld wordt:
Als een bijzonderheid van dit pas begonnen jaar moet ik u melden' dat Pieter Gorter, Soldaat bij het twaalfde Batt. Nationale Militie, den 16 den deezer maand Januarij, gaande door de Wieringerwaard naar nieuwe Sluis, op een stuk land waarover hij passeerde, heeft gevonden twee Kievitsnesten, in welke hij twee en de andere drie Eijeren gevonden heeft, dat hij den 21 sten daaraanvolgend in deze stad ( Hoorn, zijn garnizoen) geretouneerd zijnde, een derzelve aan mij( zijnde de Hr J.H. Wickevoort Crommelin, Officier van de regtbank zeer goed is bevonden. Indien Ued. het de moeite waard oordeel, van dit singuliere geval als eenen bijzonderheid, waarvan de oudste lieden geen voorbeeld weten, en voor welker echtheid zonder bedrog gemelde Heer instaat in Uw Weekblad gebruik te maken, kan Ued zulks gerust doen en ten welken einde ik het Ued. des verkiezende toezende.
Ik noem mij met achting.
Ued.Dv. Dienaar
Den Schout bij Nacht
Jonkhr. H.A. Ruyse.
Reacties
Een reactie posten