Vanmorgen omstreeks kwart voor zes word ik gewekt door
merelgefluit. Ik heb enigszins onrustig geslapen, want de opening van ons
weidevogelseizoen brengt bij mij altijd een zekere spanning en onrust teweeg.
Het miezert een beetje. Even over achten sla ik af richting
Beverkoog. Op de hoek van de Huigendijk staat een naakte, kale, eenzame verloren stolp in een omgewoeld weidelandschap, nu zij zo wreed ontdaan is van haar beschermende omzomende erfbeplanting. Hier
ontstaat de stad van de zon, waaraan
heel veel weidevogellandschap is opgeofferd Een paar jaar geleden
duikelden er nog kieviten boven het grasland en joegen er nog grutto’s over het
land. Een deel van het oorspronkelijke water wordt weer aan de Heerhugowaard
terug gegeven. Er is een groot meer
ontstaan waarlangs de nieuwbouw gestaag vordert. Er verrijst een kolossale
nieuwbouwwijk uit het polderlandschap. Langs de oostelijke randweg heeft de kaalslag ook toegeslagen. Majestueuze
boerderijen zijn er gesloopt, bomen gekapt om het toekomstige woon werkverkeer
vanuit het alsmaar uitdijende Heerhugowaard doorstroom te verlenen.
Het weiland in de Schermer is in een grijze nevel gehuld.
Nabij Akersloot vliegt een paartje grauwe ganzen noordwaarts
precies boven het midden van het Noord Hollands kanaal. Het beeld van deze twee
voort roeiende ganzen weerspiegelt in het stille donkere kanaalwater. Er
duikelen kievit mannen in de Zuidelijke Schermer. Als ik het pad naar de
boerderij van Arno en Wil oprijd, zie ik dat Dirk en Jelle mij even vooraf
gaan. We worden uitbundig begroet door de honden Bob en Purdy. Wil, Sjoerd en
Arno blijken niet thuis te zijn. Toch prikt Jelle de weideplattegronden met
punaises op de vaste plek in de boerderij. De Shetland pony en het paard van
Maartje krijgen een knuffel aai. Nadat de thermos koffie, een bos stokken , want je kunt nooit weten
of er nog wat te markeren valt, in de
Opel van Dirk zijn overgeladen, rijden we uiterst behoedzaam over het pad naar de percelen achter de boerderij. Al ras
turen we met de kijker vanuit Dirks auto over de eerste landerijen.
Kievitmannen jagen speels achter elkaar aan. Hier en daar sloven er een paar
zich uit met het nestdraaien, waarop zij opzichtig hun achterlijf naar een in de nabijheid
verkerend wijfje vertonen. De weide is gevangen in grijze neveltinten. We horen
grutto’s en krijgen daarbij een warm gevoel van binnen, maar hebben de voor ons eerst gesignaleerde
grutto’s nog niet in beeld. Er
foerageren een aantal scholeksters, die al een paar lijken te vormen. Even
verder op het land bivakkeren grote groepen wulpen, die nog wel enige tijd in
de polder zullen verblijven eer zij voor een kortstondig broedseizoen naar het hoge noorden afreizen. En overal
grote troepen smienten, die zich aan het nog schaarse gras aan het volvreten
zijn. Een tiental grazende grauwe ganzen kiest het weideluchtruim, als Bob, die
ons stiekem gevolgd is, stoer en droldriest achter een viertal grote hazen begint te jakkeren. Ze vormen
geen partij voor de amechtig hijgende dikke lobbes van een hond. Hij verjaagt
niet alleen de ganzen, maar brengt ook verontrusting onder de kieviten teweeg.
Jelle roept hem tot de orde en spreekt hem streng en vermanend toe om naar huis
te gaan. Hoogst teleurgesteld, want het leek Bob net zo gezellig en leuk om
zich bij ons te vervoegen, sjokt hij nog nahijgend richting boerderij.En we
zien de eerste grutto’s en er koerst zelfs een tureluurtje al roepend naar de
Starnmeer. Er laat zich helaas geen kievit vrouwtje op haar nest
verschalken. Om toch een beetje meer
sfeer te proeven besluiten we naar het maïsperceel te banjeren. We baggeren
door de enigszins begaanbare sporen over de soms deels onder water staande
trekker bandensporen. Heel wat kieviten en grutto’s voelen zich thuis op dit
verzopen land. Af en toe vlucht een zo even onzichtbare watersnip al
zigzaggend, terwijl de vogel zijn typische snippengeluid laat horen, laag over verdorde maïsstengels. Er klinkt leeuweriken gezang. We vinden heel
wat kievit krabbels, maar geen enkel van deze bevat een ei. Hoewel Dirk voor de zekerheid zijn camera
heeft meegenomen.
Even na de middag parkeren we onze auto’s op het erf bij Nico Selm in de Starnmeer. Nico geeft ons een
uitgebreide rondleiding in de bijna voltooide nieuwe ligboxenstal, waar straks
22 koeien in een soort carrousel ongeveer tegelijk worden gemolken. Hij geeft
tekst en uitleg. Zo kunnen volgens Nico een persoon 100 koeien in een uur
gemolken hebben. We zijn benieuwd hoe de
stal er straks bewoond met zijn melkvee gevuld eruit gaat zien. Anton is
intussen nog druk in de weer met de het aanleggen van elektrische bedradingen.
Na de rondleiding toeren we over het betonpad naar het
ernaast liggende maïsperceel. Er blijken een viertal paartjes kieviten te
huizen. Ook worden er door de kievit mannen nesten gedraaid. Twee paartjes
krakeenden scharrelen af en toe wat
slobberend over het perceel. Een stel scholeksters en een viertal bergeenden
voelen zich er ook thuis. Als we langzaam richting perceel 10 rijden, zien we
zo af en toe een lepelaar voort waden door een sloot. Van zeer nabij zien we de
magnifieke sierlijke flodderkuif, donkergrijze lepelbek en de enigszins wit
gele lange hals. Al pootje badend en vissend, verdwijnt deze verrassende
verschijning in een zijsloot uit het zicht. We wagen geen uitstapje naar het
maïsland en keren toch tevreden zonder ons eerste gevulde kievitsnest te hebben
mogen markeren naar huis.
En ’s avonds wordt op het journaal de beelden van het in
Friesland eerst gevonden kievit nest getoond. Commissaris van de koningin Nijpels komt pontificaal in
beeld gehurkt bij het nest, waarin één kievitsei ligt.. Maar dit in Irnsum
gevonden ei wordt niet geraapt en aan de commissaris aangeboden. Je zou er als
kievit verlegen van worden onder zo’n grote belangstelling van camera’s en
pers.
Reacties
Een reactie posten